Hoe zat het ook alweer met de beantwoording van open vragen. Wat we nogal eens tegenkomen bij het nakijken van examens is dat leerlingen fouten maken bij de open vragen. Het blijkt steeds weer lastig om te weten wat je nu precies moet doen bij zo’n open vraag. Wanneer moet je nu in het Nederlands antwoorden, en wanneer nu in het Engels? Wanneer verzin je zelf een antwoord en moet je dan een hele zin opschrijven of ben je er ook met een paar steekwoorden?

Het lijkt een open deur maar omdat we toch wel veel fouten zien die met de juiste beantwoordingsvorm te maken hebben gaan we in dit blog maar eens in op hoe je nu het beste een open vraag aanpakt.

Er zijn twee soorten open vragen:

  • Citeren
  • Zelf formuleren

Citeren

Wat is nu ook alweer een citaat en wat willen de examenmakers daarmee van je? Laten we beginnen met wat een citaat precies is. Een citaat is wat er letterlijk staat in de tekst. Hierbij verzin je dus niet zelf een antwoord maar neem je precies over wat er in de tekst staat.

Er zijn verschillende manieren waarop citaten gevraagd worden. Het is dus zaak dat je de vraag goed leest en precies weet wat er van je verwacht wordt.  Het kan zijn dat je een zinsdeel moet weergeven. Je bepaalt in welk deel van de zin die je wilt overnemen het antwoord staat en dit stuk schrijf je over. Wil je dat netjes doen, dan start je met een ‘… . Daarna schrijf je de tekst en je sluit weer af met een apostrof. Zo ziet het er bijvoorbeeld uit:

‘…fans at the training session alerted staff…’

Het kan ook voorkomen dat in de vraag de eerste en laatste twee woorden van een zinsdeel of hele zin gevraagd worden. In de meeste gevallen gaat het hier om een hele zin maar lees de vraag altijd goed. Soms moet je ook de eerste en laatste twee woorden van het zinsdeel waar de vraag op slaat geven. Je moet hier dus ook weer letterlijk twee woorden overnemen. Dat ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

‘The champion….of trophies’

Voor alle duidelijkheid; als je citeert is dit dus altijd in het Engels. En wel om de simpele reden dat je iets letterlijk overschrijft uit de Engelse tekst.

Dan hebben we nog de tweede categorie: Open vragen waarbij je zelf het antwoord moet formuleren.

Zelf formuleren

Bij alle open vragen waarbij NIET naar een citaat gevraagd wordt MOET je in het Nederlands antwoorden. Het blijft een enorme frustratie als je als docent ziet dat je leerling in het Engels antwoordt en het antwoord wel juist is. De correctievoorschriften zijn er heel duidelijk over. We (docenten) mogen het gewoonweg niet goed rekenen als de leerlingen de vraag in het Engels beantwoord hebben; zelfs als het antwoord wel juist is. Tragisch genoeg kost dit ieder jaar leerlingen weer belangrijke punten. Let dus extra goed op wat je moet doen. Moet je zelf een antwoord formuleren, maak er dan een nette zin van.

Wat we ook regelmatig in de examens tegenkomen is de open vraag waarbij je slechts een naam moet geven. Een voorbeeld: ‘Staan er in de tekst argumenten voor de stelling? Zo ja, door wie?’ Bij deze vraag hoef je dus slechts een naam op te schrijven. Een antwoord als: ‘ja, Peter Smith’ of alleen ‘Peter Smith’ zou dan dus volstaan. Je hoeft hier niet een mooie zin van te maken.


Kort gezegd kijk je bij open vragen dus eerst wat de opdracht is: Citeren of Zelf formuleren. Pas daarna ga je op de inhoud in. En nogmaals: Citeren = in het Engels; Zelf formuleren = in het Nederlands.